
Terug- en vooruitblikken met Joop; Stebru blijft nog minstens een generatie langer toonaangevend
18/09/2019
Terug- en vooruitblikken met Joop
Nieuwerkerk aan den IJssel
Stebru blijft nog minstens een generatie langer toonaangevend
Na veel wikken en wegen en er nog eens een nachtje (of twee) over slapen, is de knoop dan eindelijk doorgehakt: Joop (67) en Joke (65) Steenbrugge stoppen ermee. De ‘vader en moeder’ van Stebru verlaten het nest en laten de ‘jonkies’ voortaan zelf hun koers uitstippelen. Stuurloos zijn ze in ieder geval niet, want onder hun bezielende leiding heeft iedereen leren vliegen. Al zal het wel even wennen zijn, zo alleen in de lucht.
Joop kan zich nog maar moeilijk overgeven aan zijn onlangs herwonnen vrijheid. “Anders dan werk heb ik nooit echt hobby’s gehad. Het is nog even zoeken naar een nieuw favoriet tijdverdrijf. Al heeft Joke mij onlangs meegenomen op mijn allereerste golfles. Dus wellicht wordt dat de nieuwe liefhebberij.”
Desondanks voelt dit aanstaande ‘pensionadoschap’ al stukken beter dan het een kleine vijftien jaar eerder voelde. Ook toen had Joop zijn werkende leven al vaarwel kunnen zeggen. Alleen toen zat zijn trots hem in de weg. “Na destijds eenendertig jaar in de bouw te hebben gewerkt, hoopte ik op een andere manier afscheid te nemen. Het was nog veel te vroeg om mijn bouwhelm aan de wilgen te hangen. Wanneer je eenmaal besmet bent met het bouwvirus, is het moeilijk om daarvan te genezen.”
Des te opmerkelijker dat die carrière eigenlijk bij toeval is ontstaan. Want in tegenstelling tot zoon Robert, die van kinds af aan al wist dat hij de bouw in wilde, was het voor Joop zeker geen roeping. “Mijn jeugddroom, zelfs tot na de dienstplicht aan toe, was om piloot te worden, maar na het behalen van de benodigde diploma’s, bleek ik te eigenwijs te zijn.
Op zoek naar een plan b besloot hij vervolgens een beroepskeuzetest te doen. Toen daaruit bleek dat Joop vooral géén stilzittend beroep moest kiezen, kwam via een omweg alsnog de bouw in beeld. Zijn eerste baantje begon hij bij Voormolen, die toen al bijna honderd jaar een belangrijke rol speelde voor het aanzicht van de Maasstad.
Joop werkte er drie jaar alvorens hij in 1977, toen vijfentwintig jaar oud en wel in voor een verzetje, gevraagd werd om als werkvoorbereider in Saoedi-Arabië een aantal grote bouwprojecten te coördineren. Omdat het voor Joop en Joke een mooi avontuur was, accepteerde hij het aanbod. Al hadden zowel hij als Joke, die hem drie maanden later achterna zou reizen, geen idee waar ze nu precies ‘ja’ op hadden gezegd.
Voor de komende paar jaar zou die plek, een kleine oase ingeklemd door barre zandvlaktes, hun thuis zijn. Hier zag ook hun oudste zoon Dennis het levenslicht. Mooie tijden, herinnert ook Joke. “Maar na die drie jaar was het klaar. We begonnen Nederland steeds meer te missen. Bovendien was ik toen net zwanger van Robert. En dus maakten we ons op voor onze langste roadtrip tot dusver: een tocht met de auto vanuit Saoedi-Arabië all the way naar Ridderkerk.”
Eenmaal terug in Nederland zou Joop opnieuw bij Voormolen beginnen. Althans, zo was het ooit afgesproken. Maar vanwege de bouwcrisis viel daar tijdelijk geen spijker in een stuk hout te slaan. “Dus nog een geluk dat mijn oude bedrijfsleider even daarvoor was overgestapt naar aannemingsbedrijf Muijs & De Winter, MUWI in het kort. Daar hadden ze wél werk en ik kon eventueel meteen aanhaken bij een project in Rotterdam.”
Bij MUWI, wat van 1978 tot 1994 in handen was van de familie Van der Vorm, voelde Joop zich als een vis in het water. Vooral het familiaire karakter van het bedrijf voelde als een warm bad. Maar wat ook meespeelde, is dat hij volop ruimte kreeg om zijn talenten verder te ontwikkelen. Al gauw klom hij steeds een stapje hoger op de carrièreladder en toen bij MUWI ineens een aantal grote verliesgevende projecten ontstonden, vroeg Van der Vorm Sr. of Joop voortaan niet op wat projecten wilde passen als bedrijfsleider.
Zijn LinkedIn-account laat zien dat het daar niet stopte. Joop stoomde daarna door naar hogere functies, te beginnen bij de titel commercieel directeur van MUWI Rotterdam. Wat zijn online cv echter niet laat zien, is hoe hij op zijn eerste werkdag als directeur meteen het winnende lootje trok van een megaproject van zo’n dertig miljoen gulden. Genoeg voor zeker een jaar aan werk. Joop, lachend: “Bij collega’s kon ik daarna niet meer stuk. Een zondagskind ben ik altijd wel een beetje geweest. Maar dit was zelfs voor mij wel extreem. Erg bijzonder.”
Na het gedwongen vertrek bij een grote bouwer stelde Joke een nieuw scenario voor. Wat als Joop samen met zoon Robert, destijds in de afronding van zijn traineeship bij Ballast Nedam, zijn eigen bouwbedrijf zou opstarten? Aan kennis en knowhow ontbrak het die twee namelijk niet. Aan een breed en loyaal netwerk evenmin. Zo is Stebru dus begonnen, de naam een afkorting van hun gedeelde achternaam.
Maar ja…hoe begin je vanuit het niets een bouwbedrijf? Tot de verbeelding spreekt nog altijd het verhaal hoe Joop, Joke en Robert die eerste maanden kantoor hielden in hun garage. De oude brommers, fietsen en auto-onderdelen waren net verwijderd en maakten plaats voor een uit een faillissementsverkoop op de kop getikt interieur. Maar minstens zo mooi is de steun die zij ontvingen van collega’s uit het werkveld.
Joop: “Neem ons eerste project: ‘Biz Botuluyuz’, een opdracht van woningcorporatie ComWonen (nu Havensteder) om betaalbare koopwoningen neer te zetten, met een onmiskenbare Turkse signatuur, voor een twintigtal voormalige huurders. Dat was overigens geen cadeautje: alles moest voor de laagste prijs. Desondanks was het al heel wat dat wij die klus überhaupt hadden gekregen, want referenties had destijds Stebru nog niet. Maar omdat de opdrachtgever mij al zo’n dertig jaar kende, durfden zij dat risico wel aan. Ik moest wel een bankgarantie overleggen. Want, ondanks ze vertrouwen in mij hadden, zouden ze met een onaf gebouw achterblijven als het wel mis zou gaan.”
Een begrijpelijke redenatie, vond Joop. Maar toen hij de bank later om zo’n garantie vroeg, wezen ze hem lachend de deur. “Misschien, dacht ik even, was alles ook wel iets té houtje-touwtje opgebouwd: we hadden destijds nog geen koffiekopje of blocnote met ons logo erop. En wanneer ik ComWonen onze uitgebreide plannen en plattegronden ontvouwde, gebeurde dat steevast onder de carport van diezelfde garage.”
Even leek het erop alsof Stebru’s kans bij voorbaat bekeken was. Maar de garantie kwam alsnog. Niet van de bank, maar van verschillende ‘concullega’s’, zoals Ballast Nedam, Dura Vermeer en Weboma, die de Steenbrugge’s daarmee een nog altijd zeer gewaardeerd stukje vertrouwen afgaven. Tegelijkertijd vroegen ook steeds vaker oud-collega’s of Joop – van wie inmiddels wel bekend was dat hij zijn eigen bedrijf was begonnen – ook hún hulp kon gebruiken. Het was een teken dat Stebru misschien wel heel groot zou kunnen worden.
Joop: “Uiteindelijk werd Stebru een bijzondere verzameling van mensen met wie ik in het verleden met veel plezier heb samengewerkt. Maar vergis je niet: het was voor mij zeker geen eenrichtingsverkeer. Zij staken hun nek uit om bij ons te werken, dus dat deed ik ook voor hen. Niets motiveert zoveel als het besef dat mensen, vrienden eigenlijk, voortaan van jou afhankelijk zijn voor het betalen van hun huur of hypotheek. We hadden dus grote projecten nodig. Hoe groter en complexer de klus, hoe beter. Want van meet af aan stond voor mij vast: wij gaan geen dakkapellen bouwen.”
Dat die projecten er ook daadwerkelijk zijn gekomen, kan iedereen teruglezen in de annalen van het bedrijf. Bouwen, bouwen, bouwen was jarenlang het devies. En toen ook Joop en Robert uiteindelijk geconfronteerd werden met wederom een nieuwe bouwcrisis, besloten zij om ook een ontwikkelingstak binnen Stebru op te starten. Het was destijds de enige manier om het hoofd boven water te houden door de kosten en kwaliteit van bouwen zo goed mogelijk in balans te houden.
Stebru bouwt voor de toekomst. Of zoals Joop stelt: “Er is in het verleden al genoeg rommel neergezet. Daar doen wij niet aan mee. Sterker, met onze nieuwste klus, de volledige herontwikkeling van het Rotterdamse Zomerhofkwartier, is Stebru zelfs gepromoveerd naar grootschalige gebiedsontwikkelaar. Het resultaat van op z’n Stebru’s samenwerken. Want wat wij daar gaan neerzetten, zijn niet alleen woningen en hoogbouw, maar een hele woonbeléving. Of nou ja, ‘wij’. Dat is voortaan Dennis’ en Robert’s pakkie an. Aan hen nu de taak het schip door nieuwe, nog onbekende wateren te leiden.”
Joop en Joke zijn ervan overtuigd dat hun zoons daar tegen opgewassen zijn. Joke: “De jongens zijn altijd al twee handen op één buik geweest. Zelfs toen zij vroeger, soms uren achtereen, naast elkaar op de achterbank zaten op weg naar een nieuwe kampeervakantie in Zuid-Frankrijk of Hongarije. Ruziënde broers zijn het nooit geweest. En al plaagden ze elkaar natuurlijk wel eens, maar wanneer we ergens aankwamen, presenteerden zij zich steevast als een hechte twee-eenheid.”
“Kijk, daarom voelt dit pensioen heel anders dan dat gedwongen afscheid al die jaren eerder”, aldus Joop tot besluit. “Wat nu is opgebouwd, blijft achter in goede handen. Vrienden en familie die zich dagelijks als team inzetten voor het beste resultaat. Nog altijd is Stebru een echt familiebedrijf met een aangename bedrijfscultuur; we hebben respect en aandacht voor elkaar. Nu en in de toekomst. De naam Stebru zal nog minstens een generatie voortleven.”