07/06/2022
De natuur-inclusieve stad
Leiden
De druk op steden is groot. Er moeten fors meer woningen bijkomen, maar dat mag niet ten koste gaan van de aanwezige natuur. Sterker nog, veel gemeenten hebben vergaande groene ambities: steden moeten een thuis voor ‘iedereen’ worden, in de breedste zin van het woord. Voor mens én natuur.
INTERVIEW | met stadsecoloog Wouter Moerland (Bureau Stadsnatuur) en ontwikkelaar Jos van Boxtel (Stebru)
Steeds meer aandacht voor groen
“De vraag naar groen in steden neemt toe,” zegt stadsecoloog Wouter Moerland in gesprek met Jos van Boxtel, ontwikkelaar bij Stebru. “Logisch, want natuur is een uitstekend middel om de leefbaarheid in verdichtende steden te bevorderen. Het draagt bij aan het welzijn en de gezondheid van mensen en helpt klimaat gerelateerde problemen als hittestress en wateroverlast op te vangen. Maar daarnaast is groen voor velen ook een doel op zich. Hoe fijn is het om niet op beton maar op een parkje uit te kijken en vogels te horen fluiten? Zodat we ook een mooi onderkomen kunnen bieden aan medestadsbewoners, zoals vogels, insecten en vleermuizen.”
Geen gemakkelijke opgave
Een struikje hier of een boompje daar is geen garantie voor een gezond ecosysteem. Moerland: “Je hebt rekening te houden met allerlei factoren. Voor planten moet je denken aan temperatuur, zuurtegraad en vocht. Praat je over dieren, vergeet dan niet de verschillende levensfases. Een volwassen vlinder heeft andere ecologische eisen dan een rups. In de regel wil je de omgeving zo natuurlijk mogelijk inrichten, zodat je meerdere soorten kunt huisvesten.”
Een groeiend tekort aan ruimte in steden vraagt om slimme oplossingen, zoals daktuinen en groene gevels. Moerland: “Het is een technische uitdaging om te zorgen dat gevels en daken geschikt leefmilieu worden voor bomen of struiken. Je hebt nu eenmaal te maken met een beperkte hoeveelheid grond en water in gevel of dak. Een architect kan zich een paar dagen inlezen en denken weloverwogen ontwerpkeuzes te maken, maar de natuur luistert nauw. Vaak blijven we met goede bedoelingen steken op groen dat voor het publiek mooi oogt, maar voor de natuur weinig oplevert.”
Natuurinclusief bouwen: hoe doe je dat?
Kennis over wat wel ecologisch functioneel is en wat niet, is onmisbaar. Toch wordt in de praktijk nog te weinig beroep op ecologen gedaan. Vaak pas in een laat stadium van het bouwproces. Van Boxtel: “Het bouwproces begint doorgaans met het concept van de ontwikkelaar, dat in overleg met de gemeente, en binnen de gemeentelijke kaders, wordt ontwikkeld. Dat concept wordt vervolgens samen met de architect omgezet in een ontwerp. De meeste bouwbedrijven zetten pas later een ecoloog in, net voor de vergunningsaanvraag. Gevolg is dat concept en ontwerp qua natuurinclusiviteit vaak kansen onbenut laten.”
Stebru pakt dat anders aan. Van Boxtel: “De daktuin is een terugkerend thema in onze projecten en vaak onderdeel van het eerste concept. Wij zetten daarom maximaal in op de kwaliteit van daktuinen. In ontwerp, uitvoering, na oplevering en ook na vele jaren gebruik. Dat kan alleen door daar prioriteit aan te geven in de ontwikkelfase en landschapsontwerpers en ecologen mee te laten denken. Zo zorgen we dat onze daktuinen niet alleen fijne ontmoetingsplekken voor bewoners zijn, maar ook echt bijdragen aan de biodiversiteit in de stad.”
Het puntensysteem
Natuurinclusief bouwen is (nog) niet opgenomen in het Bouwbesluit en dus geen verplichting. Gemeenten die het desondanks willen stimuleren, hanteren bijvoorbeeld een puntensysteem waarbij bouwers punten moeten behalen door natuurinclusieve maatregelen te treffen. Van Boxtel: “Een puntensysteem maakt natuurinclusief bouwen meetbaar en dat is belangrijk. Maar er zitten ook haken en ogen aan.”
Als voorbeeld noemt hij de slechtvalk: een solitair soort met een groot territorium. Zodra er twee te dicht bij elkaar komen, vechten ze elkaar het dak af. “Dan helpt het niet als gemeenten punten uitreiken aan elke ontwikkelaar die op een toren een slechtvalkkast installeert. Daarom zie ik meer in een op maat gemaakt, goed onderbouwd advies van een bevoegd ecoloog. In ieder geval als aanvulling op een kwantificeerbaar puntensysteem.”
Af van het plotjesdenken
Natuurinclusiviteit gaat om het grotere geheel. Juist de verbinding tussen groen draagt bij aan de biodiversiteit. Van Boxtel: “Je kan een natuurinclusief gebouw ontwikkelen, maar als dat gebouw omringd wordt door een stenen omgeving, zet het weinig zoden aan de dijk. Ik zou graag zien dat gemeenten de grenzen verleggen. Dat ontwikkelaars de kans krijgen om ook de openbare ruimte te vergroenen.”
“Als ontwikkelaar kan je punten scoren door los te gaan op nestelkastjes en groene gevels,” aldus van Boxtel. “Maar je kan het budget ook verdelen door te investeren in dat gemeentelijke watertje dat aansluit op jouw gebied. Door uit te zoomen leg je onderlinge verbanden bloot zodat deze elkaar versterken. Willen we meer doen voor de biodiversiteit, dan moeten we af van het ‘plotjesdenken’.”
Veel gemeenten en bouwers spannen zich in om steden natuurinclusiever te maken, maar landelijk beleid kan hier echt vaart achter zetten. Eind 2020 nam de Tweede Kamer een motie aan om te onderzoeken of natuurinclusief bouwen kan worden opgenomen in het Bouwbesluit. Een potentiële katalysator voor verandering. Moerland ziet de toekomst groen in: “Nederland beschikt over de juiste ingrediënten om echt effectief natuurinclusief te bouwen. We bezitten de financiën, de kunde én de kennis. Als we deze ingrediënten goed mengen en er een flinke eetlepel politieke wil aan toevoegen, komen we heel ver.”